e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dorsvlegel dorsvlegel: dǫrsvle̜gǝl (Sevenum), dǫrsvlē̜gǝl (Sevenum), knuppel: knuppel (Sevenum), vlegel: vle̜i̯gǝl (Sevenum) De benaming voor het gereedschap als geheel. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. In de varianten van het type (dors)vlegel en (dors)vleger vindt men volksetymologische aanleuning bij vleugel; dit gerond vocalisme, dat telkens achter in de reeks varianten is opgenomen, is ook op de kaart aangegeven. Zie afbeelding 10. [N 14, 2; JG 1a, 1b; A 17, 18; A 34, 14; L 8, 51; S40; monogr.] I-4
dorsvloer den: dęn (Sevenum), schuurden: sxørdęn (Sevenum) De harde lemen vloer in de schuur waarop met de vlegel gedorst wordt, bij uitbreiding ook de ruimte in de schuur waarin de dorsvloer ligt. Bij het binnenhalen van de oogst wordt de kar of de wagen tot op de dorsvloer gereden en vandaaraf wordt de oogst in de tasruimten geborgen (zie aflevering I.4, par. 5.1). Wat betreft de ligging van de dorsvloer onderscheidt men de dorsvloer in de dwarsrichting van de schuur (tussen de tasruimten in of naast de enige tasruimte) en die in de lengterichting (meestal naast de tasruimte(n), soms ook er tussen). In het noorden van Nederlands-Limburg wordt de brede voergang in het midden van een dubbele stal ook wel als dorsvloer gebruikt. Zie ook aflevering I.4, par. 6.1. In samenstellingen met schuur als eerste lid treedt vaak een verkorting van dit eerste element op. Zie afbeelding 14. [N 5A, 67a; N 5, 127; N 14, 8 en 9a; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 7, 33; L 1a-m; L B2, 293; L 16, 14 en 15a; L 33, 23; R 3, 57; Gwn 4, 8; S 6 en 50; monogr.] I-6
dorsvloer buitenshuis den: [den] (Sevenum) Een dorsvloer in de open lucht, dicht bij de boerderij (op het erf), soms op de akker, die gebruikt wordt voor bepaalde gewassen waarvoor de normale dorsvloer te hard was, zoals boekweit, erwten of oliehoudende zaden. Deze zaden mogen door het dorsen niet te zeer beschadigd of geplet worden. Soms legde men daarom ook wel een laag stro op de dorsvloer en dorste daarop (L 321 en 326) of dorste men op een groot kleed of laken (L 320, 330 en Q 96d, met paard en wals). In L 314 dorste men op het erf en in K 278 op het veld. Het gaat hierbij om boekweit in K 278, L 270, 314, 321, 326, 330 en Q 33 en om oliezaad in K 278, L 318b, 326 en Q 96d. Zie verder de toelichtingen vermeld achter de codecijfers. Zie ook het lemma "dorsvloer" (3.2.1). Zie voor de fonetische documentatie van (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 14, 9b en 11] I-6
dot pluizen of haren pluisje: plūūske (Sevenum) een kleine hoeveelheid pluizige stof [dod, dots, donk] [N 91 (1982)] III-4-4
draad draad: drǭt (Sevenum), pees: paes (Sevenum, ... ), peës (Sevenum) de draden of randen van peulvruchten [N Q (1966)] || hoe noemt men één zon draad (van peulvrucht) [N Q (1966)] || Hoe noemt u: draad of vezel aan de peul van erwten en bonen (vlies) [N 71 (1975)] || Samenhangend geheel van ineengedraaide vezels (van vlas, hennep, katoen, zijde of andere stof) tot een aanmerkelijke lengte dun uitgesponnen. Bij de antwoorden op de vraag naar draad of draad garen in de enquête van Schrijnen - Van Ginneken - Verbeeten (S) leest men nogal eens de opmerking dat ø̄draadø̄ ook van ijzer kan zijn, terwijl een ø̄draad garenø̄ vaam wordt genoemd. Daarom kunnen draad en vaam in eenzelfde plaats genoemd worden voor het begrip ø̄draadø̄. Het is ook duidelijk dat het algemeen Nederlandse draad het oudere vadem gaat verdringen. [N 62, 55b; N 62, 55a; L 1a-m; L 1u, 40; L 8, 29; L 17, 4; L A2, 304; L B1, 69; L B1, 76; Gi 1.IV, 26; Wi 5; S 27; monogr.] II-7, III-2-3
draagberrie berrie: bø̜ri (Sevenum) Een draagberrie bestaat doorgaans uit twee stokken waaraan een zak of kippedraad is bevestigd, of uit twee stokken met daaraan dwars bevestigd een aantal latten. Met de berrie wordt uitsluitend droge turf vervoerd. [I, 73a] II-4
draagriem lichtriem: lēxrēm (Sevenum) Riem die op het lagere middengedeelte van het schoftzadel wordt gelegd en die twee lussen bevat die de berries van de kar ophouden. [JG 1b, 1c, 2a, 2b; N 13, 70] I-10
draaien draaien: drèjə (Sevenum), keren: kīēəre (Sevenum), zich omsmijten: zich umsmiete (Sevenum, ... ) draaien [DC 02 (1932)] || Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)] || keren [SGV (1914)] III-1-2
draaikolk kolk: kolk (Sevenum), kòlk (Sevenum) kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)] III-4-4
dracht, drachtig zijn dracht: WLD  dracht (Sevenum, ... ) Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)] III-4-2