e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijn spinnen fijn spinnen: fīǝn spenǝ (Sevenum) Het spinnen van fijn gesponnen draad. In de regel was dit één- of tweedraads dik. Volgens de informant van Q 98 werd onder ø̄fijn spinnenø̄ verstaan dat het fijne garen ook driedraads dik kon zijn en van de beste kwaliteit wol. [N 34, C1] II-7
fijne hagel hagel: hagel (Sevenum) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijnmes snijmes: snīǝjmɛs (Sevenum) Klompenmakersmes waarmee de buitenzijde van de klomp glad wordt afgewerkt. Het fijnmes lijkt op het paalmes, maar heeft een smaller blad. Net als het paalmes is ook het fijnmes aan één kant van een handvat voorzien en aan de andere kant van een haak. Met die haak kan het mes scharnierend aan een kram worden verbonden, die op het snijpaardje is vastgemaakt. [N 97, 102; Bakeman 9] II-12
fijnsnijden gladsnijden: glat snīǝjǝ (Sevenum) De buitenzijde van de klomp met het fijnmes glad afwerken. [N 97, 103] II-12
fijt fijt: fiĕt (Sevenum), fiët (Sevenum, ... ) nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] || nagelontsteking: Etterige ontsteking van het nagelbed van een vinger (vloem, hondsblein) (of: bloem?). [N 84 (1981)] III-1-2
filet, haas haasje: hèske (Sevenum), héske (Sevenum) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
filter in de melkzeef zijschotel: zēsxotǝl (Sevenum) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
fladderen flakkeren: flakkere (Sevenum), flàkkere (Sevenum) fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)] III-4-1
flambouw flambouw (<fr.): flambouw (Sevenum) Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)] III-3-3
flaphoed flaphoed: flaphood (Sevenum) flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] III-1-3