17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum)
|
gevoelig [SGV (1914)] || Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
dood:
dōēd (L266p Sevenum),
dōët (L266p Sevenum),
doof:
doëf (L266p Sevenum),
dŏĕf (L266p Sevenum)
|
Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)] || Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24003 |
gevormd worden |
gevormd worden:
gevormd waere (L266p Sevenum)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32966 |
gewas |
vruchten:
vrøxtǝ (L266p Sevenum)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
21439 |
geweer |
geweer:
gewaer (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24410 |
gewei van een hert |
takken:
tek (L266p Sevenum),
tèk (L266p Sevenum)
|
Gewei van een mannetjesree [N 94 (1983)]
III-4-2
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gewelf (L266p Sevenum),
gewulf (L266p Sevenum),
gǝwęlǝf (L266p Sevenum)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
muurschildering:
moorschildering (L266p Sevenum)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23987 |
geweten |
geweten:
gewieëte (L266p Sevenum)
|
Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19264 |
gewillig |
gewillig:
gewillig (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|