e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halssnoer halsketting: halskètting (Sevenum), snoer: snoor (Sevenum) aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)] III-1-3
halster halfter: hɛlftǝr (Sevenum), hɛlǝftǝr (Sevenum), hoofdstel: høtsǝl (Sevenum), kopstuk: kǫpstøk (Sevenum) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-10, I-11
halve gulden halve gulden: halve gulden (Sevenum) halve gulden, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
halve maan, eerste kwartier eerste kwartier: èrste keteer (Sevenum), èrste ketēēr (Sevenum) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve maan, laatste kwartier laatste kwartier: laeste ketēēr (Sevenum), lèste keteer (Sevenum) schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
halve stuiver flap: flap (Sevenum) halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)] III-3-1
halve-centstuk oortje: aortje (Sevenum) halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1
halvezool halvezool: halvǝzōl (Sevenum) Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a] II-10
halvezool [wld ii.10, p. 60] halvezool: halve zool (Sevenum) Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)] III-1-3
ham, hesp schink: schenk (Sevenum) welke soort ham wordt bij u met één woord aangeduid? Er zijn bij de slager 2 soorten ham te koop, gekookte en rauwe. Een ervan kan men met éeen woord aan duiden, bij de andere soort moet er nog een woord voor [DC 46 (1971)] III-2-3