23758 |
heiligedag |
heiligedag:
heilige daag (L266p Sevenum),
zondag:
zóndig (L266p Sevenum)
|
Een kerkelijke feestdag door de week die als zondag te vieren is [heiligedag, planke zondeg]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23893 |
heiligen, zaligen |
heiligen:
heilige (L266p Sevenum),
zaligen:
zalige (L266p Sevenum)
|
De zaligen, de heiligen in de hemel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23391 |
heiligenbeeld |
beeld:
bild (L266p Sevenum),
bilde (L266p Sevenum),
heiligenbeeld:
heilige bild (L266p Sevenum),
heilige bilde (L266p Sevenum)
|
De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] || Een beeld van een heilige, gemaakt van hout, aardewerk, gips e.d. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23656 |
heiligenmedaille |
medaille (<fr.):
medalie (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Een rond of ovaalvormig lichtmetalen plaatje waarop Jezus of een heilige is afgebeeld [medalje, medallie, medallieje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23751 |
heiligenprentje |
prentje:
printje (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Een heiligenprentje, santje, ter opwekking van de devotie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22506 |
heimelijk tekens geven |
tekenen:
teikene (L266p Sevenum)
|
Heimelijk tekens geven bij het kaarten [blikken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19044 |
heimwee |
heimwee:
heimwee (L266p Sevenum),
huisziekte:
hoëszuukt (L266p Sevenum)
|
heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)]
III-1-4
|
26735 |
heistrooisel |
heistrouwsel:
hē̜jstrǫwsǝl (L266p Sevenum)
|
Strooisel van hei en smelen, vooral voor de stallen gebruikt. [I, 26a]
II-4
|
26741 |
heizicht, heizeis |
heidezicht:
hętzēx (L266p Sevenum),
hętzēxt (L266p Sevenum),
heizeis:
hē̜jzęjs (L266p Sevenum)
|
Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b]
II-4
|
26734 |
heizode |
heiros:
hęi̯ros (L266p Sevenum),
plag:
plax (L266p Sevenum),
vlag:
vlax (L266p Sevenum),
vlink:
vleŋk (L266p Sevenum),
vlinken:
vleŋkǝ (L266p Sevenum)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] || De afgestoken heidezode, vaak als brandstof gebruikt. In dit lemma zijn alleen de benamingen voor "heizode" verwerkt die opgegeven zijn als antwoord op vraag I, 29a. [I, 29a]
I-8, II-4
|