22112 |
het lossen uitstellen |
uitstellen:
’t losse oetstelle (L266p Sevenum)
|
het lossen uitstellen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23609 |
het misboek omdragen |
het boek omdragen:
et book umdraage (L266p Sevenum),
et book umdrage (L266p Sevenum)
|
Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22002 |
het neerstrijken van de duif |
steken:
staeke (L266p Sevenum)
|
Hoe zegt men: het neerstrijken van de duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23573 |
het orgel trappen |
orgel treden:
urgel traeje (L266p Sevenum),
øͅrgəl trājə (L266p Sevenum)
|
De orgeltrapper, orgeltreder, die al pompend of tredend de blaasbalg van het orgel met lucht vulde [örgeltrèèjer, balketrèëner, herrejotswinkmecher?]. [N 96B (1989)] || Het orgel treden of trappen, de blaasbalg tredend met lucht vullen en gevuld houden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34005 |
het paard leiden |
leiden:
lęi̯ǝ (L266p Sevenum)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
op de lijn varen:
ǫp˱ dǝ līn vārǝ (L266p Sevenum)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|
33921 |
het paard wennen aan tuig en arbeid |
aanspannen:
ānspanǝ (L266p Sevenum)
|
[N 8, 99]
I-9
|
23983 |
het schuifje krijgen |
het schuifje geven:
t schuufke gaeve (L266p Sevenum)
|
Het gebruik om het schuifblad in de biechtstoel te sluiten wanneer de biecht wordt uitgesteld en de biechteling niet geholpen kan worden omdat er redenen zijn om aan het berouw of aan het vervullen van de voldoening te twijfelen [het deurken/vensterken kr [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21436 |
het volle bedrag |
de volle laag:
de volle laog (L266p Sevenum)
|
volle bedrag, de gehele som, zonder korting [de hele poet, de volle roefel, de hele paaj?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19415 |
het vuur doven |
doven:
de staof dōeve (L266p Sevenum),
dōēve (L266p Sevenum),
uit laten gaan:
ōēt laote gaon (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
⁄t veur oet laote gaon (L266p Sevenum)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|