20546 |
azijn |
edik:
aèk (L266p Sevenum),
eik (L266p Sevenum),
eèk (L266p Sevenum),
àèk (L266p Sevenum)
|
azijn [DC 35 (1963)] || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18321 |
baaien onderrok |
baaien rok:
baaie rók (L266p Sevenum),
baajerók (L266p Sevenum)
|
onderrok, dikke baaien ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18282 |
baalschort |
baalscholk:
baalschólk (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum)
|
voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
slidderen:
sliddere (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
slidderen (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
(op het ijs).
sliddere (L266p Sevenum)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || glijden [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)]
III-3-2
|
34484 |
baarmoeder van de kip |
lijf:
lif (L266p Sevenum)
|
Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57]
I-12
|
34113 |
baarmoeder van de koe |
baarmoeder:
bārmōdǝr (L266p Sevenum)
|
[N 3A, 48; A 48A, 47a]
I-11
|
28005 |
baas |
schoester:
sxustǝr (L266p Sevenum)
|
Eigenaar van het schoenmakersbedrijf of -bedrijfje. [N 60, 217e]
II-10
|
20551 |
babbelaar |
zobbeltje:
zoebelke (L266p Sevenum)
|
babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20144 |
baby van zeven maanden |
kind van zeven maanden:
kiengd va zève mand (L266p Sevenum),
wicht van zeven maanden:
wicht van zeve mand (L266p Sevenum)
|
een baby van 7 maanden [DC 46 (1971)]
III-2-2
|
20278 |
baby, zuigeling |
buideltje:
vroeger soms: -
buiderke (L266p Sevenum),
kindje:
kiendje (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
kientje (L266p Sevenum),
kleine, een -:
kleine (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
popje:
vroeger
pupke (L266p Sevenum),
wicht:
weecht (L266p Sevenum)
|
baby, zuigeling; benaming voor kind beneden één jaar [DC 30 (1958)] || baby, zuigeling; benaming voor kind beneden één jaarbuidel [DC 30 (1958)] || baby, zuigeling; benaming voor kind beneden één jaarpopke [DC 30 (1958)] || pasgeboren kind; bij onze buren hebben ze een baby gekregen [DC 30 (1958)]
III-2-2
|