24496 |
kiemen |
kenen:
WLD
keene (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
kienen:
WLD
kīēne (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Uit de kiem opgroeien, gezegd van planten (uitbotten, kesemen). [N 82 (1981)] || Uitkomen, gezegd van zaden (kesemen, kersten, kenen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
kiemen:
kēmǝ (L266p Sevenum),
kijnen:
kinǝ (L266p Sevenum)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
22399 |
kien! |
kien:
kien (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Wat roept de speler als hij een rijtje bezet heeft? [katern, hammeke, kien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kiene (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
26900 |
kienhout |
peelhout:
pīǝlhǫwt (L266p Sevenum),
peelpuisten:
pīǝlpyst (L266p Sevenum)
|
Het overblijfsel in de vorm van stronken en stammen van eiken, dennen, berkebomen en elzen in het veen. Het wordt voor eigen gebruik aangewend als brandhout. Voor de turfsteker zijn deze boomresten obstakels bij het steken. [II, 132]
II-4
|
20592 |
kieskauwen |
tissen:
tisse (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20498 |
kieskauwer |
leknaas:
leknaas (L266p Sevenum),
tisnaas:
tisnaas (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
tisserd:
tissert (L266p Sevenum)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17919 |
kietelen |
kietelen:
kiettele (L266p Sevenum),
kittele (L266p Sevenum)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
keeuwe (L266p Sevenum),
?
keeuw (L266p Sevenum)
|
kieuw [SGV (1914)] || kieuwen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21828 |
kieuwen (wbd) |
roepen:
roope (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|