23223 |
kluizenaar |
kluizer:
kloezer (L266p Sevenum)
|
Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24095 |
kluizenaarswoning |
kluis:
kloes (L266p Sevenum)
|
De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18792 |
kluwen |
klos:
klos (L266p Sevenum)
|
kluwen [SGV (1914)]
III-1-3
|
21080 |
knabbelen |
knibbelen:
knibbele (L266p Sevenum)
|
knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
25031 |
knappen |
kipperen:
kippere (L266p Sevenum),
knipperen:
knippere (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25032 |
knarsen |
knarsen:
knarse (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
kniersen:
knierse (L266p Sevenum)
|
een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21347 |
knecht |
knecht:
inne nieje knêcht (L266p Sevenum)
|
knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)]
III-3-1
|
33338 |
knecht, algemeen |
knecht:
knēxt (L266p Sevenum),
knɛx (L266p Sevenum)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
34256 |
kneden |
kneden:
knē̜i̯ǝ (L266p Sevenum)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|
17921 |
knellen |
knijpen:
de printe d`r in knièpe (L266p Sevenum),
de printe d`r in kniëpe (L266p Sevenum),
nijpen:
niepe (L266p Sevenum)
|
knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|