e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knikker knikker: knikker (Sevenum), knikkers (Sevenum, ... ), [idem]  knikkers (Sevenum), pikkuls: pikköls (Sevenum) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || Kleiner Murmel. || knikker [SGV (1914)] || Verschillende soorten knikkers. [BN 03] III-3-2
knikkeren knikkeren: knikkere (Sevenum) Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knikkerkuiltje kuil: koel (Sevenum), kuiltje: kuulke (Sevenum, ... ) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten rollen dullen: dulle (Sevenum), døͅlə (Sevenum), (de knikkers zacht laten rollen).  dulle (Sevenum) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten stuiteren springen: springe (Sevenum, ... ) Knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkertermen houwiggelen: (spel met dikke knikkers of ronde stenen).  houwiggele (Sevenum) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knipogen knipoogje (zn.): knip-ùgske (Sevenum), knipugske (Sevenum) Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1
knipvlies losse ogen (mv.): losse oëge (Sevenum), ornitose: ornitose (Sevenum) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: knipvlies (derde ooglid dat zichtbaar wordt)? [N 93 (1983)] III-3-2
knoeier halve, een -: ènne hàlve (Sevenum), ⁄ne halve (Sevenum), prutser: prutser (Sevenum), ènne prutser (Sevenum) iemand die zijn werk steeds verwaarloost [hordserd] [N 85 (1981)] || onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)] III-1-4
knoest knoop: WLD  knoep (Sevenum, ... ) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] III-4-3