23381 |
kroonluchter |
kroonluchter:
kroenluchter (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
luchter:
luchter (L266p Sevenum)
|
Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32296 |
kroosschaaf |
kroos:
krōs (L266p Sevenum)
|
In het algemeen de schaaf waarmee de kroos in de binnenwand van het vat wordt aangebracht. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de kroosschaaf, maar vaak is hij samengesteld uit een houten blok, dat voorzien is van een drietal beiteltjes die naar de binnenwand van het vat gericht zijn, en een cirkelvormig houten plankje. Wanneer de kuiper het houten plankje in een cirkelvormige beweging over de koppen van de duigen voortbeweegt en tegelijkertijd de schaaf tegen de binnenwand van het vat aandrukt, ontstaat enkele centimeters onder de rand een groef, de kroos. Zie ook afb. 221. Soms wordt in de kroosschaaf in plaats van de drie beiteltjes een stuk zaagblad aangebracht; de woordtypen krooszaag, gergelzaag en groefzaag uit respectievelijk Panningen (L 290), Kortessem (Q 74) en Hasselt (Q 2) duiden waarschijnlijk zoɛn aangepaste schaaf aan.' [N E, 34a; A 32, 5; monogr.]
II-12
|
20591 |
kroppen, gezegd van voedsel |
zich toe-eten:
zich toe āētē (L266p Sevenum),
zich toe ète (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20658 |
kruiden, specerijen |
gekruiden:
WLD
gekruuje (L266p Sevenum),
gekrūūje (L266p Sevenum)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
21560 |
kruidenier |
winkelier:
winkeleer (L266p Sevenum),
winkelleer (L266p Sevenum)
|
een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20587 |
kruidenjenever |
boerenjongens:
boore jónges (L266p Sevenum),
citroentje:
citroentje (L266p Sevenum)
|
kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22580 |
kruidwis |
kruidwis:
kroet wis (L266p Sevenum),
kroetwis (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
oe als voer (varen).
kroetwis (L266p Sevenum),
Opm. dit is de verzamelnaam, welke (kunnen) bestaan uit: appele, pêre, [n›t], haver, eeve (ps. ee ligt tussen ee en ê), reigersknöp. (ps. deels omgespeld volgens Frings).
kroetwis (L266p Sevenum)
|
De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] || Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)] || kruidwis [N 06 (1960)]
III-3-2, III-3-3
|
22701 |
kruidwis wijden |
kruidwis zegenen:
kroetwis zaegene (L266p Sevenum)
|
De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
26082 |
kruien |
kruien:
krawǝ (L266p Sevenum),
kruu̯ǝ (L266p Sevenum),
kryjǝ (L266p Sevenum),
schurgen:
sxørǝgǝ (L266p Sevenum),
šø̜rǝgǝ (L266p Sevenum)
|
De turf naar het zetveld of de kant van de weg kruien. [II, 71] || Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] || Turf vervoeren met de kruiwagen. [I, 69]
I-13, II-4
|
27024 |
kruiklompen |
peelklompen:
piǝlklōmpǝ (L266p Sevenum)
|
Klompen met pinnen in de hak. Met deze klompen aan kan men makkelijker tegen de planken op kruien. [II, 77]
II-4
|