| 18359 |
laars met sluitriempje |
rijlaars:
rielaars (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18301 |
laars tot of boven de knie |
kaplaars:
kaplaars (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
stevel:
stevels (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] || laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18374 |
laarzenschacht |
schacht:
schach (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
schacht (L266p Sevenum)
|
Kent u het woord schacht (of schaft), wat betekent het, hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)] || schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
laeste evangelie (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23506 |
laatste mis |
stille mis:
stil mis (L266p Sevenum)
|
De laatste, vaak korte mis op zondag, de laatste gelegenheid om de mis te horen [snapmèske, gawkletske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23909 |
laatste oordeel |
laatste oordeel:
laeste oerdieël (L266p Sevenum)
|
Het laatste oordeel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 19668 |
lade |
tafeltrek:
tafəltreͅk (L266p Sevenum)
|
tafella [DC 53a (1978)]
III-2-1
|
| 27367 |
laden |
laden:
lāi̯ǝ (L266p Sevenum)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
| 27076 |
laden van het schip met turf |
aken laden:
ākǝ lājǝ (L266p Sevenum)
|
[II, 90a]
II-4
|
| 27854 |
lading |
vracht:
vrāxt (L266p Sevenum)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|