21145 |
landauer |
landauer:
landouwer (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
een vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijke beweegbare voor- en achterkap [landauer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33640 |
landerijen |
land:
laŋt (L266p Sevenum)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
32822 |
landrol |
wel:
wɛl (L266p Sevenum)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
24917 |
landstreek |
streek:
streek (L266p Sevenum),
strèèk (L266p Sevenum)
|
landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22061 |
lang duivenluisje |
luis:
luus (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lang duiveluisje [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18329 |
lang schortlint |
binder:
bingers (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34329 |
lang varken |
worstvarken:
worstvɛrkǝ (L266p Sevenum)
|
Varken met een lange rug. [N 76, 20]
I-12
|
33838 |
langbenig paard |
kluppel:
kløpǝl (L266p Sevenum)
|
[N 8, 20 en 62i]
I-9
|
18286 |
lange broek |
boks:
boks (L266p Sevenum)
|
pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24645 |
lange dunne boom |
sliet:
WLD
sleet (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Een lange dunne boom (zwiemel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|