17971 |
lichaamskracht |
macht:
mach (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|
18084 |
lichaamsvocht |
leewater:
lieewater (L266p Sevenum),
water:
water (in ⁄t kneej) (L266p Sevenum)
|
leewater [SGV (1914)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25161 |
licht vriezen |
een snuitje vriezen:
è snàwke vreeze (L266p Sevenum),
schroeien:
schruije (L266p Sevenum),
schrūīe (L266p Sevenum)
|
lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25239 |
lichte nevel |
blaak:
blaok (L266p Sevenum)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18079 |
lichte verkoudheid |
geef mij eens twee zakdoeken:
Voor een lichte verkoudheid.
geëf mig is twee zekdeuk (L266p Sevenum)
|
Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kort geknoopt:
kort geknùpt (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
teergevoelig:
tiergeveulig (L266p Sevenum)
|
lichtgeraakt [SGV (1914)] || spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
lid, leden:
laej (L266p Sevenum)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22750 |
lied, liedje |
liechtje:
lichtjə (L266p Sevenum),
lied:
e liit (L266p Sevenum),
liedje:
e liit(j)je (L266p Sevenum),
lietje (L266p Sevenum)
|
lied [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND]
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
litjes (L266p Sevenum)
|
liederen (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19059 |
lief |
lief:
leef (L266p Sevenum)
|
lief [SGV (1914)]
III-1-4
|