18967 |
list |
slimme streek:
⁄nne slumme straek (L266p Sevenum)
|
een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
littenie (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
litteike (L266p Sevenum),
litteiken (L266p Sevenum),
littijke (L266p Sevenum)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [SGV (1914)]
III-1-2
|
23438 |
liturgisch vaatwerk |
heilig vaatwerk:
et heilig vaatwerk (L266p Sevenum),
kelken:
kelke (L266p Sevenum)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23445 |
liturgische gewaden |
miskleren:
misklieer (L266p Sevenum),
misklier (L266p Sevenum)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
27054 |
loeg |
loeg:
lūx (L266p Sevenum)
|
Opgevlijde turfrand. [II, 89a]
II-4
|
27080 |
loegen van de bovenlast |
loegen:
lūgǝ (L266p Sevenum)
|
Lagen maken op de bovenlast van het schip. [II, 90g]
II-4
|
27067 |
loeger |
loegers:
lūgǝrs (L266p Sevenum)
|
Degene die de buitenwand stapelt bij het laden van turf op het schip. [II, 90h]
II-4
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bø̜̄kǝ (L266p Sevenum),
bulken:
bølkǝ (L266p Sevenum)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34137 |
loeien van de koe van pijn |
beuken:
bø̜̄kǝ (L266p Sevenum)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|