24207 |
mannelijke merel |
melder:
melder (L266p Sevenum),
mélder (L266p Sevenum)
|
een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
23364 |
mannenkant |
mansluikant:
mansliekangt (L266p Sevenum),
#NAME?
mansluukangt (L266p Sevenum)
|
De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18585 |
mannenonderhemd |
hemd:
haemd (L266p Sevenum)
|
onderhemd voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32403 |
mansboor |
mansboor:
mans˱bōr (L266p Sevenum)
|
De grootste maat avegaar die gebruikt wordt als schrooiboor voor klompen met een binnenmaat vanaf 27 cm. Zie ook het lemma ɛmansklompɛ.' [N 97, 80; N 97, 87]
II-12
|
32440 |
mansklomp |
mansklomp:
mansklomp (L266p Sevenum)
|
De grootste maat klompen met een binnenlengte vanaf 27 centimeter. Zie ook afb. 258. [N 97, 135; Bakeman 8]
II-12
|
24601 |
maretak |
heksenbessem:
heksenbessum (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
scheut:
schööt (L266p Sevenum)
|
marentak [SGV (1914)] || maretak [DC 46 (1971)]
III-4-3
|
24571 |
margriet |
ganzebloem:
-
ganzebloom (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
margriet [DC 42 (1967)] || margriet (Chrysanthemum leuchanthemun) [DC 42 (1967)]
III-4-3
|
23428 |
maria-altaar |
lieve-vrouwealtaar:
leevevrouwealtaor (L266p Sevenum),
onze-lieve-vrouwaltaar:
olvrouwaltaor (L266p Sevenum)
|
Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23240 |
maria-hemelvaart |
hoge lieve-vrouw:
hoeëg leeve vrouw (L266p Sevenum),
hoge lieve-vrouwedag:
hoeëg leefvrouwe daag (L266p Sevenum)
|
15 augustus, Maria Hemelvaart [O.L. Vrouw Kruidwis, eerste Lievevrouw(endag), Hoge Lievevrouw, Vroege Lievevrouw, O.L. Vrouw kroedwien]. [N 96C (1989)] || De Moeder Gods, Moeder Godes [de Modder-Joaëdes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23818 |
maria-lichtmis |
lichtmis:
lichmis (L266p Sevenum)
|
2 februari, Maria Lichtmis, de dag waarop in de kerk kaarsen gewijd worden [Maria-Littemis]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|