18798 |
begrip, besef |
belul:
belul (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
benul:
benul (L266p Sevenum),
bezei:
bezij (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
bezèj (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22669 |
beiaard |
klokkenspel:
klokkelspel (L266p Sevenum),
klokkespel (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22906 |
beieren |
bengelen:
bengele (L266p Sevenum),
luiden:
et luujt (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
uitbengelen:
oeetbengele (L266p Sevenum)
|
Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] || Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24301 |
bek |
bakkes:
WLD
bakkes (L266p Sevenum),
muil:
WLD
moel (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21777 |
bekakte praat |
ingebeelde gek:
ingebilde gek (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
kale kak:
kale kak (L266p Sevenum)
|
bekakt praten [N 102 (1998)] || taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19324 |
bekakte praat /bekakt praten |
kale kak:
kale kak (L266p Sevenum)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-1-4
|
21830 |
bekendmaken |
afroepen:
aaf roope (L266p Sevenum),
aafroope (L266p Sevenum)
|
officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18974 |
bekennen |
bekennen:
bekenne (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21514 |
bekeuren |
boete krijgen:
boete kriege (L266p Sevenum),
proces krijgen:
’n precés kriege (L266p Sevenum)
|
iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22677 |
bekkens |
deksels:
deksels (L266p Sevenum),
deͅksəls (L266p Sevenum)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|