17860 |
bengelen |
zwengelen:
zwèngele (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19287 |
benieuwen |
benieuwd zijn:
beniejd zièn (L266p Sevenum),
ps. boven de ië (van beniët) staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!
beniët ziën (L266p Sevenum)
|
zijn nieuwsgierigheid wekken [wonderen, wonder doen, benieuwen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25054 |
bepaalde hoeveelheid |
klats:
klàts (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
scheut (water):
scheut (L266p Sevenum),
troep:
troep (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
vat (koren):
(± 20 kilo koren).
vaat (L266p Sevenum),
= 20 kg.
vaat (L266p Sevenum),
voor:
è voor (L266p Sevenum)
|
een aantal bij elkaar staande voorwerpen [trobbel] [N 91 (1982)] || een bepaalde hoeveelheid [meuk, zooi, spat, stauw, stoot, slof, stuiken, slodder, schoot] [N 91 (1982)] || een bepaalde hoeveelheid koren [gier] [N 91 (1982)] || een onbepaalde hoeveelheid [kwakkel, kwak] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18932 |
beredderen |
in de gaten houden:
in de gaate haòje (L266p Sevenum),
in de gater houden:
in de gater haoje (L266p Sevenum)
|
zaken in orde brengen, zorgen dat iets goed loopt [betimperen, betrekken, kwijten, beredderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
bérrəch (L266p Sevenum)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
21527 |
bericht |
tijding:
tiengt gekrège (L266p Sevenum),
WNT: ting (IV), In het Vroeg-nieuwndl. verkort uit tîding. Tijding, bericht.
tiengd (L266p Sevenum),
tiëngt (L266p Sevenum)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)] || een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19540 |
berkenbezem |
berkenbezem:
gebruikt door kantonniers (vroeger).
berkenbessem (L266p Sevenum)
|
bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18060 |
beroerte |
beslag:
beslaag (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
26051 |
berrie |
berrie:
bø̜ri (L266p Sevenum)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
32451 |
beschilderde klomp |
bonte klomp:
boŋtǝ klomp (L266p Sevenum)
|
Van een verflaag voorziene klomp. In Loksbergen (P 47) werden de klompen geverfd en daarna gevernist. Speciaal voor de streek rond Loksbergen waren klompen waarop veters en vetergaten geschilderd waren. Zoɛn klomp werd een nestel genoemd.' [N 97, 148; N 24, add.]
II-12
|