34151 |
onvruchtbare koe |
guste koe:
gø̄stǝ kuu̯ (L266p Sevenum),
kwee:
kwii̯ (L266p Sevenum),
kween:
kwēn (L266p Sevenum)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
hommelschoer:
hommelschoor (L266p Sevenum),
schoer:
schoor (L266p Sevenum)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
onweer:
onwaer (L266p Sevenum)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
kwalijk:
kwellik (L266p Sevenum),
zich kwéllik veule (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
ziek:
zeek (L266p Sevenum)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19218 |
onwennig (voelen) |
nog niet gewend:
nàg nit gewènd (L266p Sevenum)
|
nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
sleevenhieër (L266p Sevenum)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
os leefvrouw (L266p Sevenum)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23743 |
onze-lieve-vrouweplaat |
afbeelding:
aafbilding (L266p Sevenum)
|
Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
onze vader (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
paternoster:
pater noster (L266p Sevenum)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23720 |
onzevaderkralen |
onzevaderkralen:
onze vaderkralle (L266p Sevenum)
|
De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|