e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opvliegen opvliegen: op-vleege (Sevenum) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: starten, wegvliegen, opvliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
opzettelijk expres: espres (Sevenum) expres [SGV (1914)] III-1-4
opzetteugel opbindsel: ǫp˱beŋsǝl (Sevenum) Leren riem die van het bit door de ringen boven op het haam naar het schoftzadel loopt en belet dat het paard bij het trekken gras vreet. [N 13, 33] I-10
ordenen, rangschikken poten: paote (Sevenum), schikken: schikke (Sevenum, ... ) op een regelmatige of doelbewuste wijze plaatsen [schikken, rangschikken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
organist koster: kaoster (Sevenum), orgelist: urgelist (Sevenum) De organist, orgelist. [N 96B (1989)] III-3-3
orgel orgel: n uReg(j)oll (Sevenum), urgel (Sevenum), ørgəldreͅiər (Sevenum), øͅrgəl (Sevenum), øͅrgəldreͅiər (Sevenum) Het orgel [het/de orgel, örgel, ölger, orjel?]. [N 96A (1989)] || Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] || orgel [GTRP (1980-1995)] III-3-2, III-3-3
orgel spelen orgel spelen: urgel speule (Sevenum), øͅrgəl sp"lə (Sevenum) (op het) orgel spelen, het orgel bespelen. [N 96B (1989)] III-3-3
orgeldraaier orgeldraaier: ørgəldreͅiər (Sevenum), øͅrgəldreͅiər (Sevenum) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2
orgelpijpen orgelpijpen: urgelpiepe (Sevenum), øͅrgəlpipə (Sevenum) De pijpen van het orgel [örgelpiepe, orrejelspiefe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
orgeltrapper orgeltreder: urgeltraejer (Sevenum) De orgeltrapper, orgeltreder, die al pompend of tredend de blaasbalg van het orgel met lucht vulde [örgeltrèèjer, balketrèëner, herrejotswinkmecher?]. [N 96B (1989)] III-3-3