e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plateauwagen wagen: wāgǝn (Sevenum) Een vierwielige wagen, vaak al met wielen met luchtbanden, die voor het vervoer van melkbussen, biervaten, land- en tuinbouwproducten enz. gebruikt werd. De bak van deze wagen hangt laag boven de grond en heeft een groot bodemoppervlak. Vaak zijn er geen voor-, achter- en zijkanten. De wagen kan door paarden of ook door een tractor getrokken worden. [N 17, 43a; N G, 51 + 69; monogr.] I-13
platen platen: plātǝ (Sevenum) De zijvlakken van het kruis. [N 3A, 111b] I-11
platliggen van graan er zijn bogen/bochten in: dǫ zin bøx in (Sevenum) Wanneer de halmen door wind en regen platgeslagen zijn en tegen de grond liggen, is dat lastig werken voor de zichter. Hier staan steeds de persoonsvormen van het werkwoord genoemd, waarbij als onderwerp moet gedacht worden: "het koren"; achter in het lemma staan enkele zelfstandige naamwoorden: "platgelegerd graan". Heel in de uitdrukking ''(het koren) ligt heel'' staat voor ''helemaal''. [N 15, 13; monogr.] I-4
plechtig plechtig: plaechtig (Sevenum) Plechtig, feestelijk [faierlich?]. [N 96B (1989)] III-3-3
plechtige communie plechtige communie (<lat.): plechtige kommunie (Sevenum) De Plechtige H.Communie + hernieuwing van de doopbeloften. [N 96D (1989)] III-3-3
plechtige mis plechtige mis: plaechtige mis (Sevenum), plechtige mis (Sevenum) De mis plechtig opdragen, celebreren. [N 96B (1989)] || Plechtig, feestelijk [faierlich?]. [N 96B (1989)] III-3-3
plensbui, zware bui flats: flats (Sevenum), flàts (Sevenum), ’n flats (Sevenum) grote hoeveelheid regen ineens [guts] [N 81 (1980)] || zware plensbui [zeng, schoer, sjoel, goersj] [N 22 (1963)] III-4-4
plezier maken jux (du.) maken: joeks make (Sevenum) plezier, pret maken [plezieren, ruizen] [N 85 (1981)] III-1-4
plint plint: plent (Sevenum) Houten lat met een formaat van ongeveer 1.5 x 12 cm (0.75 x 5 duim) die vooral als afwerkingslat aan de voet van muren wordt aangebracht. [N 50, 73h; monogr.] II-12
ploeg ploeg: pl˙ø̄x (Sevenum), pl˙ōgǝ (Sevenum), pl˙ōx (Sevenum) De ploeg is het landbouwwerktuig dat de grond voorsgewijs lossnijdt en deze - afhankelijk van de stand van het strijkbord - geheel of ten dele omkeert. De term ploeg is te beschouwen als benaming voor het hier bedoelde werktuig in het algemeen, alsmede voor het ploegtype dat ter plaatse vanouds of in een bepaalde periode het meest gebruikt werd. Oudere zegslieden die de modernere (wentel)ploegen hebben zien opkomen en daarvoor benamingen als dubbele ploeg, wentelploeg e.a. opgaven, verstonden onder "de ploeg" de oude houten voet-, rad- of karploeg, zoals een latere generatie met "de ploeg" vaak de voorloper van de moderne, met een tractor verbonden ploeg blijkt te bedoelen. In het tweede deel van het lemma zijn de beschikbare meervoudsvormen van ploeg vermeld. [N 11, 29; N 11A, 66a + 66b; N 27, 14 + 15 + 16 add.; JG 1a + 1b; Wi 9; S 8; Gwn 7, 2; monogr.] I-1