19258 |
bevelen |
commanderen:
còmmendere (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
kommandeere (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
commanderen (<fr.):
còmmendere (L266p Sevenum),
kommandeere (L266p Sevenum)
|
een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)] || iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
razelen:
rāzǝlǝ (L266p Sevenum)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
krotenhoek:
krūǝtehōk (L266p Sevenum),
voerhoek:
vōrhōk (L266p Sevenum)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
23560 |
bewieroken |
wieroken:
wirreke (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25231 |
bewolking |
lucht:
de loog (L266p Sevenum),
wolken:
Nb. Doffe "o".
de wolken (L266p Sevenum)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
duistere lucht:
de looch is duuster, dou zuus gin sterre (L266p Sevenum),
duuster loog (L266p Sevenum)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
18839 |
bezadigd |
rustig:
ènne rùstige (L266p Sevenum),
⁄ne rùstige (L266p Sevenum)
|
zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
beͅsəm (L266p Sevenum),
bɛsəm (L266p Sevenum)
|
bezem [RND], [SGV (1914)]
III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
stē̞l (L266p Sevenum)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
19303 |
bezig zijn |
doende zijn:
dònde zièn (L266p Sevenum),
dònde ziën (L266p Sevenum)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|