20896 |
rotten |
rotten:
WLD
rotte (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
verfronselen:
WLD
verfrunsele (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
rotten:
WLD
rotte (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
verfrunselen:
WLD
verfrunsele (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
24066 |
rouw dragen |
rouw dragen:
een vol jaar plus zes weken
rouw dragen (L266p Sevenum)
|
Rouw dragen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20421 |
rouwbrief |
rouwbrief:
rouwbreef (L266p Sevenum)
|
De rouwbrief. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24065 |
rouwkrans |
lijkkrans:
lieëkkrans (L266p Sevenum)
|
De krans die op de kist wordt gelegd [krants]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29393 |
rouwmuts |
rouwmuts:
rǫwmøts (L266p Sevenum)
|
Muts in rouwtijd gedragen. Ofwel men droeg een rouwtoer van crèpe over een witte, lange tulen muts, ofwel men bevestigde bij een kleine muts tussen de rietjesplooitjes twee zwarte lintjes ten teken van rouw. [N 61, 2a B]
II-7
|
20425 |
rouwpoffer/rouwmuts |
rouwmuts:
rouwmuts (L266p Sevenum)
|
muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20446 |
rouwsluier |
falie:
falie (L266p Sevenum),
voile:
foeël (L266p Sevenum)
|
een rouwsluier, voile, falie [N 96D (1989)]
III-2-2
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
rəjál (L266p Sevenum)
|
royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
rozenbottel:
WLD
roëze bòttels (L266p Sevenum),
rozenknop:
roəzeknop (L266p Sevenum)
|
rozenbottel [SGV (1914)] || rozenbottel (vrucht van de hondsroos: papetuutje, papetoet, hanekul, wepen, klokke, rozenbottel). [N 92 (1982)]
III-4-3
|