e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrikachtig schouw: sxōu̯ (Sevenum) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrikkeldag schrikkeldag: schrikkeldaag (Sevenum, ... ) 29 februari (in een schrikkeljaar). [N 88 (1982)] III-3-2
schrikken schrikken: schrikke (Sevenum), schrikkə (Sevenum), verschrikken: verschrikke (Sevenum, ... ) door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schrobbezem schrobber: schroebber (Sevenum), schrobbezem: schroebbessem (Sevenum) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1
schroeien schroeien: sxrøi̯ə (Sevenum) schroeien [SGV (1914)] III-2-1
schrokken schrokken: schrókke (Sevenum, ... ), slokken: slòkke (Sevenum, ... ), slókke (Sevenum) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schrooiboor schrooiboor: sxrø̄jbōr (Sevenum), sxrōjbōr (Sevenum) De grootst mogelijk naboor die voor een bepaalde maat klomp gebruikt kan worden. Oplopend in maat zijn dat de halfwerkboor, de drielingboor, de vrouwenboor en de mansboor. Zie ook die lemmata. [N 97, 80] II-12
schrooien schrooien: sxrōjǝ (Sevenum) De definitieve vorm aan de klompholte geven met de voor de gewenste maat klompen gebruikte schrooiboor. [N 97, 81] II-12
schub schub: WLD  schubbe (Sevenum) Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)] III-4-2
schuchter bleu: blūū (Sevenum), blùù (Sevenum), Opm. ü netals in Duitse woord glück.  blüe (Sevenum) bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || bloode [SGV (1914)] III-1-4