21895 |
sparen |
potten:
potte (L266p Sevenum),
pòtte (L266p Sevenum)
|
bewaren, niets opmaken, om zijn bezit te vergroten [sparen, muiken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17963 |
spartelen |
spartelen:
spartele (L266p Sevenum)
|
spartelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33904 |
spat |
koespat:
kuspat (L266p Sevenum),
spat:
spat (L266p Sevenum)
|
Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j]
I-9
|
18091 |
spatader |
spatader:
spat-aòre (L266p Sevenum),
spatoar (L266p Sevenum),
spàt aore (L266p Sevenum)
|
spatader [SGV (1914)] || Spatader: plaatselijk uitgezette ader met dikke blauwachtige knobbels; blijvende uitzettting van een ader vooral in de benen (spat, ader, spatader, puilader, aderspat). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24993 |
spatten |
spuiten:
spuite (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22003 |
speciale lokroepen |
kom maar, jong:
kom mar jòng (L266p Sevenum)
|
Kent U speciale lokroepen? Hoe luiden die? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21888 |
speculeren |
speculeren:
spikkeleere (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17782 |
speeksel |
spij:
speej (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
flirsen:
flirse (L266p Sevenum),
kotsen:
kutsə (L266p Sevenum),
spijen:
spijə (L266p Sevenum),
spoijje (L266p Sevenum)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
en kaehRt (L266p Sevenum),
kaart (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Elk van de kaarten van het kaartspel, speelkaart [flep, flik]. [N 88 (1982)] || kaart [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|