21430 |
spieken |
foetelen:
oneerlijk spelen met kaarten
foetele (L266p Sevenum)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
17569 |
spier |
spier:
spier (L266p Sevenum)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22401 |
spiertje trekken |
touwtje trekken:
toeke trekke (L266p Sevenum),
toeketrekke (L266p Sevenum)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
spijbelen:
ps. invuller twijfelt over dit antwoord.
spiebele ? (L266p Sevenum)
|
spijbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
27022 |
spijlen aan de achterwand van de veenkruiwagen |
spillen:
spelǝ (L266p Sevenum)
|
[II, 70e]
II-4
|
29130 |
spil |
vleugele-as:
vlø̄gǝlǝ-as (L266p Sevenum)
|
De pin middendoor de u-vormige vleugel. Spil met vleugel en klos worden ieder afzonderlijk gedraaid door middel van de dubbele snaar, de trendel en de snaarschijf aan de klos (Grothe, pag. 284). Volgens de informant van L 291 draaide de spil in twee tongen van hardleer, die in de houten paaltjes waren bevestigd en gesmeerd werden met spekzwoerd. Door zijdelings wegdraaien van de spil kon men de as vrijmaken en de klos eruit nemen en erin zetten. [N 34, B17]
II-7
|
27018 |
spilwagen |
spilwagen:
spelwāgǝ (L266p Sevenum)
|
Soort veenkruiwagen bestaande uit platte latten voor wat het laadgedeelte betreft. De achterwand heeft een schuin oplopende wand van 4 à 5 rechtopstaande spillen. [II, 70]
II-4
|
24379 |
spin |
spin:
spen (L266p Sevenum),
spin (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
spinnenkop:
spìnnekop (L266p Sevenum),
vrijer:
vrijer (L266p Sevenum)
|
huisspin, kamerspin, die binnenshuis horizontale webben spant [N 26 (1964)] || spin [RND], [SGV (1914)] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
spenǝ (L266p Sevenum)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.]
II-7
|
24381 |
spinnenweb |
spinnengeweef:
spenəgəwɛəf (L266p Sevenum),
spinnenweb:
spinnewép (L266p Sevenum)
|
spinnenweb [RND] || spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)]
III-4-2
|