29963 |
steiger |
steiger:
stęjgǝr (L266p Sevenum)
|
De langs het bouwwerk opgetrokken stellage, bestaande uit houten of metalen palen en planken, waarop de metselaar staat tijdens zijn werkzaamheden. Een enkele houten steiger wordt opgebouwd uit verticaal geplaatste palen, de 'staanders', die enigszins hellend naar de muur in of op de grond geplaatst worden. Hieraan worden horizontaal met behulp van steigertouwen de 'aanbinders' gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Over de kortelingen worden de steigerplanken gelegd die de steigervloer vormen. Bij steigers waarvan de werkvloeren hoger dan 2,50 m boven de begane grond liggen, worden leuningen en kantplanken aangebracht. Vervolgens worden langs de buitenkant van de staanders langsschoren bevestigd. In het Standaardnederlands is het woord 'steiger' mannelijk, in een aantal plaatsen in met name Nederlands Limburg echter onzijdig. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een onzijdig genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [S 35; L B1, 172; N 32, 1a; N 32, 1c; monogr.; N 32, 2e]
II-9
|
17820 |
steken |
steken:
stêke (L266p Sevenum)
|
steken [SGV (1914)]
III-1-2
|
21421 |
stelen |
stelen:
staele (L266p Sevenum),
stèèle (L266p Sevenum)
|
stelen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
29127 |
stelknop |
spanschroef:
spansxrūf (L266p Sevenum)
|
Houten schroef aan de voorzijde in het blad van de driepoot van het spinnewiel die dient om de spanning van de snaar te regelen. [N 34, B10]
II-7
|
18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
stulpe (L266p Sevenum),
stùlpe (L266p Sevenum)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22367 |
stelt |
stelt:
stelt (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
stemme (L266p Sevenum),
stèmme (L266p Sevenum)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
stempelen:
stempele (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
stemvork:
stemvork (L266p Sevenum),
toonijzer:
tūnīzər (L266p Sevenum)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19893 |
stenen omheining |
muur:
moor (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)]
III-2-1
|