34189 |
uiterontsteking, mastitis |
uierontsteking:
ȳrontstē̜keŋ (L266p Sevenum)
|
Door het feit dat de natte spenen (melk) een geschikte voedingsbodem vormen voor bacteriën en door de plaats van de uier (mest en vuil) is de kans op infectie groot. Streptococcen zijn de belangrijkste ziekteverwekkers. Bij een acute ontsteking is de uier gezwollen, pijnlijk en rood. De melk is meestal waterachtig en bevat vlokjes. Bij slepende gevallen vertoont de uier plaatstelijk knobbels en verhardingen. De melk ziet er meestal normaal uit (Berns, blz. 118). Zie ook wbd I.3, blz. 461. [N 52, 5a; A 48A, 10a; monogr.]
I-11
|
21443 |
uitgaan |
op de lappen gaan:
op de lappe gaon (L266p Sevenum),
op de làppe gaon (L266p Sevenum)
|
uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
dennenstonk:
dɛnǝnstrōŋk (L266p Sevenum)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
26862 |
uitgespreid baggerslijk |
bed:
bęt (L266p Sevenum)
|
De uitgespreide oppervlakte baggerslijk die getrapt wordt. In L 265 kan deze sprei variëren van tien tot dertig meter lengte. De dikte kan verschillend zijn. [I, 104b]
II-4
|
33871 |
uitgestort zaad van de hengst |
zaad:
zǭt (L266p Sevenum)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
34169 |
uitgeteld zijn |
uitgeteld zijn:
(de koe is) ūtgǝtɛlt (L266p Sevenum)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
26725 |
uitgeveende kuil |
peelkuil:
pīǝlkul (L266p Sevenum)
|
Kuil waar de turf uitgehaald is. [I, 36]
II-4
|
24996 |
uitgieten |
inschudden:
inschudde (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17854 |
uitglijden |
uitschetsen:
ōētschatse (L266p Sevenum),
uitslidderen:
ōētsliddere (L266p Sevenum)
|
uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
31285 |
uitgloeien |
uitgloeien:
ūt˲glø̜̄jǝ (L266p Sevenum)
|
Een bewerking die door de koperslager wordt uitgevoerd tussen de koude bewerkingen van het metaal met behulp van de diverse hamers en ander gereedschap. Bij het uitgloeien wordt het koper verhit om het weer zijn oorspronkelijke zachtheid en smeedbaarheid terug te geven. [N 66, 29]
II-11
|