28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) vamen:
dǝ nalt vē̜mǝ (L266p Sevenum),
ǝn nalt vɛ̄mǝ (L266p Sevenum),
door het oog van de/een naald(e) steken:
dǫǝr ǝt ūx van ǝn nalt stē̜kǝ (L266p Sevenum)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
20330 |
vader |
vader:
vader (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum)
|
vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; ik ga met mijn vader naar het land; volw. [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
18949 |
vagebond |
kruier:
kruuijer (L266p Sevenum),
kruujer (L266p Sevenum)
|
een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vageveur (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] || vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
lijf:
līf (L266p Sevenum),
pruim:
(mv)
prūmǝ (L266p Sevenum)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
21968 |
valdeur aan duiventil |
spoetnik:
spoet-nik (L266p Sevenum)
|
Hoe heet de inrichting waardoor de duiven wel het hok binnen kunnen maar niet eruit, of omgekeerd? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17822 |
vallen |
vallen:
valle (L266p Sevenum)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19051 |
vals |
vals:
Opm. a met een ? erboven: langgerekt.
vals (L266p Sevenum)
|
valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
22333 |
vals spel |
haarzak:
haorzak (L266p Sevenum)
|
Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foetele (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
foētele (L266p Sevenum)
|
Vals spelen bij kinderen. [BN 03] || Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|