e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaste kant van het veen vaste kant: vāstǝ kant (Sevenum) Bij het afgraven heeft men in het veen een vaste kant. [II, 46] II-4
vaste uitwerpselen keutel: kø̄tǝl (Sevenum), keutelen: kø̄tǝlǝ (Sevenum), krenten: krentǝ (Sevenum), schaapskrenten: sxapskrentǝ (Sevenum), stront: stroŋk (Sevenum), strǫŋt (Sevenum), varkensstront: v√örkǝsstroŋk (Sevenum) [N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.] I-11, I-12
vaste voer- en drinkbak koebak: kubak (Sevenum), krib: krep (Sevenum), krøp (Sevenum), voerbak: vōrbak (Sevenum) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
vasten vasten: vaoste (Sevenum) Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)] III-3-3
vastenavond vastelavond: vastəloͅ.vənt (Sevenum), Opm. a met een ? erboven: kort uitgesproken.  vasteloavent (Sevenum), vastenavond: vastenaovend (Sevenum) De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)] III-3-2
vastendag vasteldag: vaesteldaag (Sevenum), Opm. gewoonlijke benaming.  vêsteldaaëg (Sevenum), vastendag: ps. de beide "es"staan subscript geschreven en zijn omgespeld in: ë.  vaëstendaaëg (Sevenum) Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] || vastendag [SGV (1914)] III-3-3
vastenpreek vastenpreek: vaostepraek (Sevenum) De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)] III-3-3
vastentijd vasten: vaoste (Sevenum), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  vaëste (Sevenum) De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] || vasten [SGV (1914)] III-3-3
vat, maat van 30 liter vat: bier, vloeistof.  vaat (Sevenum) de maat die een inhoud aangeeft van ± 30 liter [vat] [N 91 (1982)] III-4-4
vechten vechten: fɛ:xtə (Sevenum), vèchte (Sevenum) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1