26962 |
vaste kant van het veen |
vaste kant:
vāstǝ kant (L266p Sevenum)
|
Bij het afgraven heeft men in het veen een vaste kant. [II, 46]
II-4
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutel:
kø̄tǝl (L266p Sevenum),
keutelen:
kø̄tǝlǝ (L266p Sevenum),
krenten:
krentǝ (L266p Sevenum),
schaapskrenten:
sxapskrentǝ (L266p Sevenum),
stront:
stroŋk (L266p Sevenum),
strǫŋt (L266p Sevenum),
varkensstront:
v√örkǝsstroŋk (L266p Sevenum)
|
[N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
koebak:
kubak (L266p Sevenum),
krib:
krep (L266p Sevenum),
krøp (L266p Sevenum),
voerbak:
vōrbak (L266p Sevenum)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vaoste (L266p Sevenum)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vastəloͅ.vənt (L266p Sevenum),
Opm. a met een ? erboven: kort uitgesproken.
vasteloavent (L266p Sevenum),
vastenavond:
vastenaovend (L266p Sevenum)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vasteldag:
vaesteldaag (L266p Sevenum),
Opm. gewoonlijke benaming.
vêsteldaaëg (L266p Sevenum),
vastendag:
ps. de beide "es"staan subscript geschreven en zijn omgespeld in: ë.
vaëstendaaëg (L266p Sevenum)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] || vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23783 |
vastenpreek |
vastenpreek:
vaostepraek (L266p Sevenum)
|
De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaoste (L266p Sevenum),
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
vaëste (L266p Sevenum)
|
De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] || vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
25255 |
vat, maat van 30 liter |
vat:
bier, vloeistof.
vaat (L266p Sevenum)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 30 liter [vat] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21284 |
vechten |
vechten:
fɛ:xtə (L266p Sevenum),
vèchte (L266p Sevenum)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|