24270 |
vogeltje dat nog niet kan vliegen |
kwak:
kwak (L266p Sevenum),
kwàk (L266p Sevenum),
vlugjong:
vlug jònge (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
33620 |
vogelverschrikker |
mussenverschrikker:
mussenverschrikker (L266p Sevenum)
|
kruis met lappen in de gedaante van een pop om vogels af te schrikken [DC 26 (1954)]
I-7
|
24892 |
vogelwikke |
wikke(n):
wekǝ (L266p Sevenum),
wikkedrek:
wikkedrek (L266p Sevenum)
|
Vicia cracca L. Algemeen voorkomend klimmend onkruid in graslanden en bermen, aan bosranden en waterkanten met paarsblauwe bloempjes in langgesteelde trossen en lange stengels. Het bloeit van juni tot september. De lengte varieert van 30 tot 200 cm. Dit onkruid wordt vaak verward met ringelwikke (Vicia hirsuta (L.) S.F. Gray), waar het sterk op lijkt, maar dat kleiner is (15 tot 60 cm.) en blauwachtig witte bloempjes heeft, die van mei tot juli bloeien. Ringelwikke komt meer voor op zandige bermen en akkerland, waar het bijzonder schadelijk is voor het koren. Bij de opgaven wordt door de informanten vaak geen onderscheid gemaakt. Voor de typen rij, gerij en wilde liezen (en samenstellingen of contaminaties zoals rijwikke) is steeds aangegeven dat het om de kleinere ringelwikke gaat. Oorspronkelijk was dit bij rijf ook het geval, maar dit woord heeft op sommige plaatsen betekenisuitbreiding ondergaan en is "wikke in het algemeen", dus ook de grotere vogelwikke, gaan aanduiden. Hier en in andere woordtypen is aangegeven d.m.v. (groot) en (klein) om welke van de twee uitdrukkelijk aangegeven variëteiten het gaat. De typen met wik zijn ondergebracht bij wikke; de naam wikke zelf wordt wel als een meervoud geïnterpreteerd; vandaar de mogelijke meervoudsvorm van het woordtype wikke(n). De windende groeiwijze heeft geleid tot gemeenschappelijke namen met de haag- en akkerwinde; de groeiplaats in het koren tot gemeenschappelijke namen met de klaproos (de typen met kol) en de schadelijkheid tot enkele niet-specifieke onkruidbenamingen (onkruid, drek, knoei, vuiligheid). Vergelijk ook het lemma Voederwikke. [N 11A, 29e; N C 1a, 1b; N Q 1b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
18229 |
voile |
voile (fr.):
foël (L266p Sevenum),
fòèl (L266p Sevenum)
|
lichte sluier die van een dameshoed afhangt [voile, vool, voel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
22094 |
volière aan het duivenhok |
ren:
’n ren (L266p Sevenum)
|
een grote kooi of volière aan het duivenhok aangebouwd? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21268 |
volk (mensen) |
mensen:
miŋəsə (L266p Sevenum)
|
volk [RND]
III-3-1
|
21533 |
volk (natie) |
volk:
volk (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
de gezamenlijke bewoners van een staat [volk, natie, diet] [N 88 (1982)]
III-3-1
|
21769 |
volkswijsheid |
gezegde:
gezègde (L266p Sevenum)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "morgenstond heeft goud in de mond"? [volkswijsheid] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
23585 |
volkszang |
volkszang:
vlokszang (L266p Sevenum)
|
Volkszang, samenzang van de gelovigen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23692 |
volle aflaat |
volle aflaat:
volle aflaot (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Een volle aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|