26925 |
waterlossingen vegen |
waterlossing(en) vegen:
wātǝrloseŋǝ vē̜gǝ (L266p Sevenum)
|
Voor een goede afwatering moeten de waterlossingen regelmatig schoongemaakt worden. [II, 17c]
II-4
|
26917 |
waterlossingvegers |
modderbazen:
modǝrbāzǝ (L266p Sevenum),
watermannen:
wātǝrmanǝ (L266p Sevenum)
|
De mensen die aan de waterlossingen werken. [II, 17b]
II-4
|
26943 |
waterpas maken van de wijk |
waterpas maken van de wijk:
wātǝrpas mākǝ van dǝ wik (L266p Sevenum)
|
Door te waterpassen kan men de hoogteligging van de ondergrond leren kennen en kan men ook bepalen welk peil van de wijken in de verschillende delen aan de veenvlakte moet worden gegeven. [II, 22a]
II-4
|
26950 |
waterpaspalen |
paaltjes:
pø̜lkǝs (L266p Sevenum)
|
[II, 22b]
II-4
|
18128 |
waterpokken |
waterpokken:
water-pokke (L266p Sevenum),
waterpokke (L266p Sevenum)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33631 |
waterput |
boorput:
boorput (L266p Sevenum),
put:
pøt (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum)
|
[DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [N 12 (1961)] [RND 10] [Roukens 03 (1937)] [SGV (1914)] [Willems (1885)]
I-7
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterring:
waterring (L266p Sevenum)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24398 |
waterspin |
spin:
spin (L266p Sevenum)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|
30540 |
waterspuier |
spuier:
spējǝr (L266p Sevenum)
|
De elleboog onderaan het onderstuk van een afvoerbuis. In Q 117 en Q 118 werd het woordtype 'spuier' ook gebruikt voor een afvoer die het regenwater, dat door de dakgoot was opgevangen, rechtstreeks, dus zonder afvoerbuis, naar beneden leidde. [N 64, 149e-f]
II-9
|
18123 |
waterzucht |
water:
op t water hebbe (L266p Sevenum),
op t water hèbbe (L266p Sevenum)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|