20917 |
wrang |
wrang:
vraŋ (L266p Sevenum)
|
Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr]
I-11
|
18117 |
wrat |
wrat:
vrat (L266p Sevenum)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
wreef:
vrę̄f (L266p Sevenum)
|
Het hoogste deel van de voorzijde van de voet. [N 60, 36, N 60, 15b]
II-10
|
18436 |
wreef [wld ii.10, p. 23-24] |
wreef:
vreef (L266p Sevenum)
|
Het hoogste deel van de voorzijde van de voet? (wreef, wrijf)? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
spinnorrig:
spinorrig (L266p Sevenum),
ps. weet niet precies of invuller dit als één antwoord bedoelt!
spin-norrig (L266p Sevenum)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrīēve (L266p Sevenum),
wriëve (L266p Sevenum)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
uitwringen:
oetvringe (L266p Sevenum),
oëtwringe (L266p Sevenum)
|
Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17888 |
wroeten |
wroeten:
vreute (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
vrēūte (L266p Sevenum),
vrø̄tǝ (L266p Sevenum)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)]
I-12, III-1-2
|
21903 |
wrokken |
wringen:
vringe (L266p Sevenum),
wringe (L266p Sevenum)
|
een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18995 |
wulps persoon |
zweinjak:
zie ook WLD III, 2.2. lemmata "onkuis"en "geil, wellustig
zweinjak (L266p Sevenum)
|
wellustig, vervuld van sterk zinnelijk genoegen [wulps, wuft, wups, vet] [N 85 (1981)]
III-1-4
|