e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zakhorloge horloge: gerloozie (Sevenum), zakhorloge: zak gerlòzie (Sevenum) uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)] III-1-3
zalig zalig: zalig (Sevenum, ... ) zalig [SGV (1914)] || Zalig, gelukzalig [zaalig, zaolig, zeelig]. [N 96D (1989)] III-3-3
zaliger gedachtenis ... zaliger: zaoliger (Sevenum) Zaliger gedachtenis (vader/moeder/..). [N 96D (1989)] III-3-3
zaligheid zaligheid: zaligheid (Sevenum) Zaligheid. [N 96D (1989)] III-3-3
zand, zandgrond zand: zaŋt (Sevenum) Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.] I-8
zandbank bank: bank (Sevenum, ... ) zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)] III-4-4
zandkorrel, korreltje zand korentje: keurke zank (Sevenum), è keùrke zàngd (Sevenum) zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)] III-4-4
zandzeef, onderste zeef in de wanmolen zandzeef: zāŋk˲zē̜f (Sevenum) De tweede, fijne, zeef in de wanmolen die het zand scheidt van hetgeen door de bovenste zeef is gekomen, zodat dit graanafval (stukjes aar, onkruidzaad, kleine korrels, enz.) als veevoer gebruikt kan worden. Zie ook de toelichting bij de lemma''s ''zeef in de wanmolen'' (6.3.7) en ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 45a; JG 1b -gedeeltelijk-; monogr.] I-4
zanglijster, lijster lijster: liester (Sevenum) lijster [SGV (1914)] III-4-1
zaniken, zeuren neulen: ps. omgespeld volgens Frings.  nø͂ͅële (Sevenum), onnozel kallen: ps. of alleen kalle: is niet goed/duidelijk aangegeven!  oonnözel kalle (Sevenum), onnozel praten: oonnözel proate (Sevenum), semmelen: Van Dale: semmelen, (gew.) 1. treuzelen, dralen, talmen; -2. wauwelen, zeuren; -3. brommen, mopperen.  semmele (Sevenum), zaniken: sanike (Sevenum), sanikke (Sevenum), zanike (Sevenum), zanikke (Sevenum), zeveren: zeivere (Sevenum) langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] || zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)] III-3-1