19491 |
zolderkamer |
zolderkamer:
zøͅldərkāmər (L266p Sevenum)
|
zolderkamer [N 05A (1964)]
III-2-1
|
26149 |
zomen |
zomen:
zyǝmǝ (L266p Sevenum)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
18636 |
zomerkapmanteltje |
pelerinetje (<fr.):
pellevrieneke (L266p Sevenum)
|
kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
soomerklîêr (L266p Sevenum)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34429 |
zomerverblijf |
op de hei:
op dǝ hęi̯ (L266p Sevenum)
|
[N 78, 25; monogr.]
I-12
|
23765 |
zon- en feestdagen |
zondag:
zondig (L266p Sevenum)
|
Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23933 |
zondag |
zondag:
zóndig (L266p Sevenum)
|
De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23934 |
zondag houden |
zondag houden:
zóndig haoje (L266p Sevenum)
|
De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23534 |
zondagmissaal |
kerkboek:
kerkbook (L266p Sevenum),
missaal:
missaal (L266p Sevenum)
|
Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagsdingen:
sondagsdinge (L266p Sevenum)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|