e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

Gevonden: 6012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zondagse schort scholk: schólk (Sevenum, ... ) schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)] III-1-3
zondagsmuts de goede: dǝ gōjǝ (Sevenum) Muts voor zon- en feestdagen. In zowel Sevenum als Meijel droeg de boerin deze witte muts bij het ter kerke gaan, tijdens de kermis of bij het op reis gaan. Een toer van witte kant met witte of licht-rose bloemetjes werd over de muts gedragen. [N 61, 2a A] II-7
zondagsziekte kruisbeslag: krȳsbǝslāx (Sevenum), vervangen: vǝrvaŋǝ (Sevenum) Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.] I-9
zonde zonde: zungt (Sevenum, ... ) Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] || zonde [SGV (1914)] III-3-3
zonden zonden: zungt (Sevenum) zonden (mv.) [SGV (1914)] III-3-3
zonder opzet zonder erg: sònger erg (Sevenum), zonder opzet: zònger opzet (Sevenum) zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)] III-1-4
zonder voor spitten omsteken: ømstę̄kǝ (Sevenum) Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.] I-1
zonnebloem zonnekeern: WBD  zònne kaere (Sevenum) Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium). [N 92 (1982)] III-2-1
zool zool: zōl (Sevenum), zǭl (Sevenum) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] || Ondervlak van schoeisel, dat deel waarop men loopt. [N 60, 76; N 60, 233a] I-9, II-10
zool van een schoen zool: zaol (Sevenum, ... ), zool (Sevenum) De zool van een schoen in het algemeen (welke soorten?) [N 60 (1973)] || zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3