20518 |
zure haring |
zure haring:
zoore hiering (L266p Sevenum),
zōōre hierin (L266p Sevenum)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18032 |
zure oprisping |
zuur:
t zòòr (L266p Sevenum),
zoor (L266p Sevenum),
⁄t zòòr (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33618 |
zuring, groente |
zuring:
zuring (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u: zuring (rumex acetosa - fam. polygoneae) [N 71 (1975)]
I-7
|
20336 |
zuster |
begijn:
begien (L266p Sevenum),
zuster:
zeuster (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
neen
zeuster (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2, III-3-3
|
20626 |
zuurdeeg |
zuurdeeg:
zyrdējx (L266p Sevenum)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
20679 |
zuurkool |
tonnenmoes:
Syst. WBD
tonnemòs (L266p Sevenum),
zuurmoes:
Syst. WBD
zoormòs (L266p Sevenum)
|
Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20680 |
zuurkoolstamppot |
tonnenmoesstamp:
Syst. WBD
tonnemòsstamp (L266p Sevenum)
|
Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17883 |
zwaaien |
zwaaien:
zwèjje (L266p Sevenum),
zwingen:
zwènke (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
zwaaien [SGV (1914)] || Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23561 |
zwaaien met het wierookvat |
wieroken:
wirreke (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
(met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33836 |
zwaar paard |
bonk:
boŋk (L266p Sevenum),
geblokt:
gǝblǫkt (L266p Sevenum)
|
Zwaargebouwd paard, geschikt voor het veldwerk of als trekdier. Zie afbeelding 7. [JG, 2c; N 8, 62d, 62e en 64b]
I-9
|