26903 |
zwarte turf of zwartveen |
kluiten:
klutǝ (L266p Sevenum),
zwarte:
zwartǝ (L266p Sevenum)
|
Onder het grauwveen zit het zwartveen waaruit verschillende soorten zwarte turf gehaald worden. Deze laag kan drie meter of meer dik zijn. De planteresten zijn hierin meer vergaan dan in de grauwveenlaag. [II, 36; monogr.]
II-4
|
26956 |
zwarte turf sorteren |
zwarte sorteren:
zwartǝ sortērǝ (L266p Sevenum)
|
Na het graven wordt de zwarte turf onderverdeeld in soorten. [II, 52a]
II-4
|
22397 |
zwartepieten (kaartspel) |
zwartepieten:
zwarte piete (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19541 |
zwavelstok |
zwegelstek:
mv. zwaegelstekke
zwaegelstek (L266p Sevenum)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24930 |
zwavelx |
zwagel:
ps. boven de ‰ staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.
zwēgəl (L266p Sevenum)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
smek (L266p Sevenum),
zweep:
zwēp (L266p Sevenum)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
18105 |
zweer |
zweer:
zwaer (L266p Sevenum),
zwàèr (L266p Sevenum),
zweren:
zwē̜rǝ (L266p Sevenum)
|
[N 8, 90b en 90t]Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
I-9, III-1-2
|
18056 |
zweet |
zweet:
zwīēt (L266p Sevenum)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
zwaemme (L266p Sevenum),
zweime (L266p Sevenum),
zwEme (L266p Sevenum),
zwemme (L266p Sevenum),
zwimə (L266p Sevenum),
Opm. de eerste e ligt tussen ´ en Ô.
zwemme (L266p Sevenum)
|
zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND], [SGV (1914)] || Zwemmen. [DC 38 (1964)]
III-3-2
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
eghaam:
ęxhām (L266p Sevenum
[(incl de strengen)]
)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|