26949 |
de kant van de wijk met zoden bekleden |
met zoden afzetten:
met zōjǝn āfzetǝ (L266p Sevenum)
|
[II, 30]
II-4
|
32414 |
de kap van binnen afwerken |
pasvorm aanbrengen:
pas˲vǫrǝm ānbreŋǝ (L266p Sevenum)
|
Met het bodemmes of de opsnijder de kap van de in de heulbank geplaatste klomp van binnen rond en glad snijden. [N 97, 94]
II-12
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkgang doen:
de kerkgank doon (L266p Sevenum),
kerkgank doon (L266p Sevenum)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg beden:
kruuswaeg baeje (L266p Sevenum),
de staties afgaan:
de stassies aafgaon (L266p Sevenum)
|
De gebedsoefening langs de 14 staties van Jezus gang van Pilatus naar Golgotha [kruisweg, kruuswèg, kruutswèèg]. [N 96B (1989)] || De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
(de voor) optrekken:
optrękǝ (L266p Sevenum)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
22538 |
de mei vieren |
richten:
reechte (L266p Sevenum),
reegte (L266p Sevenum)
|
De tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
ǫphǭjǝ (L266p Sevenum)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
lǭtǝ lūpǝ (L266p Sevenum)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dɛkǝ (L266p Sevenum)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
33872 |
de merrie is niet drachtig |
gust:
gø̜̄st (L266p Sevenum)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|