e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

Gevonden: 6012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dienst van goede vrijdag houteren mis: höltere mis (Sevenum) De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)] III-3-3
dienstplicht doen dienen: deene (Sevenum, ... ) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
diep diep: dēp (Sevenum) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
dier, beest dier: deer (Sevenum) dier [SGV (1914)] III-4-2
difterie het geel: ’t gaël (Sevenum) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: difterie: gele vliesjes in bek en keel? [N 93 (1983)] III-3-2
dij bats: bats (Sevenum), batse (Sevenum) dij [SGV (1914)] || dijen [SGV (1914)] III-1-1
dijk dijk: diēk (Sevenum), diëk (Sevenum) een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)] III-3-1
dik sap van steenvruchten gom: WLD  gòm (Sevenum) stijf geworden sap uit steenvruchten (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)] I-7
dik worden bijeen schieten: bie-īēṇ schēēte (Sevenum), hotselen: hótsele (Sevenum), stijven: stieve (Sevenum) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke hakken dikke schijthakken: dekǝ sxithakǝ (Sevenum  [(dik wijst op de verdikking van de hakken)]  ) Verdikking aan de achterkant van het spronggewricht tengevolge van vochtophoping, die kan ontstaan door trappen, stoten of slaan tegen harde voorwerpen. Het is duidelijk merkbaar als men het achterbeen van opzij bekijkt. Zie afbeelding 17 en 18. [N 8, 90d, 90e, 90f, 90h en 90j; monogr.] I-9