e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L192a plaats=Siebengewald

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nieuwsgierig nieuwsgierig: neeschierig (Siebengewald), neisgierig (Siebengewald) nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)] III-1-4
nijptang knijptang: knīptaŋ (Siebengewald) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
nooddoop nooddoop: nooddeup (Siebengewald) Een nooddoop, gadoop, geedoop [jieëdoof]. [N 96D (1989)] III-3-3
noodklok noodklok: noodklok (Siebengewald) De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)] III-3-3
noveen noveen (<lat.): noveen (Siebengewald) Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)] III-3-3
octaaf octaaf (<fr.): octaaf (Siebengewald) Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)] III-3-3
offerblok offerblok: offerblok (Siebengewald) Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)] III-3-3
offergang offergang: offergang (Siebengewald) De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)] III-3-3
offergeld offergeld: offergeld (Siebengewald) Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3
ogenschijnlijk goed bemesten een schortel voordoen: ǝnǝ sxǫrtǝl vø̜rdūn (Siebengewald) Een akker bij gebrek aan mest of uit zuinigheid alleen aan de kanten of aan de zijde van de weg goed bemesten, om later het daar goed gedijende gewas de indruk te laten wekken, dat het stuk in zijn geheel goed bemest werd. [N 11A, 32] I-1