23785 |
palmzondag |
palmzondag:
palmzondag (L192a Siebengewald)
|
De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32736 |
pand, bed |
akker:
(mv akǝrs)
akǝr (L192a Siebengewald),
dreef:
drēf (L192a Siebengewald
[(mv drēf)]
),
dreefje:
dręfkǝ (L192a Siebengewald)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoeffels (L192a Siebengewald)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
23900 |
paradijs |
paradijs:
paredies (L192a Siebengewald)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23283 |
parochie |
parochie:
parochie (L192a Siebengewald)
|
Een parochie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23231 |
pasen |
pasen:
paose (L192a Siebengewald)
|
Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23784 |
passiezondag |
passiezondag:
passiezondag (L192a Siebengewald)
|
De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pestoor (L192a Siebengewald),
pəsto.ər (L192a Siebengewald)
|
Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND]
III-3-3
|
23236 |
pastorie |
pastorie:
pastorie (L192a Siebengewald)
|
Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23542 |
pateen |
schaaltje:
schaltsje (L192a Siebengewald)
|
De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|