e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L192a plaats=Siebengewald

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaalcollecte open schaal: ope schaal (Siebengewald) Een schaalcollecte, een collecte voor een bijzonder doeleind, waarbij met neen open schaal werd rondgegaan [schaolkollekt?]. [N 96B (1989)] III-3-3
schaamte schaamte: schèmt (Siebengewald) Schaamte [schamte, schèmt. [N 96D (1989)] III-3-3
schaap schaap: sxǭp (Siebengewald) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaars raar: raar (Siebengewald) schaars [DC 16 (1948)] III-4-4
schaduw, lommer schaduw: schaduw (Siebengewald, ... ), schatten (du.): cf. VD Duits-Nederlands s.v. "Schatten  schàttə (Siebengewald) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || schaduw [DC 42B (1967)] || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schafttijd schofttijd: sxoftit (Siebengewald) schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: schaand (Siebengewald) Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)] III-3-3
schapestal, schaapskooi schaapsstal: sxǫps[stal] (Siebengewald) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scheepje voor de wierook scheepje: schipke (Siebengewald) Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
scherp eggen gewoon [eggen]: gǝwōn [eggen] (Siebengewald) Werken met een eg die "scherp" is aangespannen. De tanden van de eg staan dan schuin naar voren gericht en gaan dientengevolge diep door de grond heen. Zie afb. 69. De termen zijn primair van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In streken waar men gezien de grondsoort met één egtype kon volstaan en bij de bestrijding van onkruid uitsluitend of voornamelijk scherp egde, kan voor "scherp eggen" en "onkruid uiteggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten, zien men de toelichting bij het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b add.; N 11A, 173a; N P, 15a; monogr.] I-2