30685 |
schuurpapier |
schuurpapier:
sxūrpapīr (L192a Siebengewald)
|
Stevig papier waarop korrels schurend materiaal zijn aangebracht. Het schuurmateriaal van schuurpapier wordt normaal onderverdeeld in grove, middel en fijne korrel. Daartussen bestaan nog diverse gradaties, die worden uitgedrukt in nummers die ongeveer overeenkomen met het aantal korrels per vierkante centimeter. Zie ook de lemmata "schuurpapier" en "waterproof-schuurpapier" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II. 9, pag. 205. [N 33, 233; N 33, 234; N 64, 56a; N 64, 56c; monogr.]
II-11
|
33416 |
schuurpoort |
schuurdeur:
sxȳrdø̄r (L192a Siebengewald)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
31550 |
schuursteen |
puimsteen:
pȳmstēǝn (L192a Siebengewald),
schuursteen:
sxūrstēǝn (L192a Siebengewald)
|
Brok zandsteen of puimsteen voor schuurwerk. Puimsteen is een vulkanisch gesteente met een sponsachtig uiterlijk. Zie ook het lemma "puimsteen" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 205. [N 33, 260; N 33, 380; N 64, 57a; monogr.]
II-11
|
24035 |
seminarie |
seminarie (<lat.):
semenarie (L192a Siebengewald)
|
Het seminarie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19778 |
sering |
nagelbloem:
-
nagelbloemen (L192a Siebengewald, ...
L192a Siebengewald)
|
[DC 17 (1949)]sering [DC 17 (1949)]
I-7, III-4-3
|
28694 |
sikkel |
grasmes:
grasmɛs (L192a Siebengewald)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
23399 |
sint-annabeeld |
sint-anna-te-drien:
sint anna te draeen (L192a Siebengewald)
|
De beeldengroep gevormd door St. Anna met haar dochter Maria en haar kleinkind Jezus [St. Anna te drieën, St. Anna-trits?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23847 |
sint-hubertusbrood |
sint-hubertusbrood:
st hubertusbrood (L192a Siebengewald)
|
Het brood dat op St. Hubertusdag gezegend en uitgereikt werd als afweer tegen hondsdolheid [Sint Hubertusbroeëd]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23833 |
sint-janstros |
sint-janstak:
st janstak hange (L192a Siebengewald)
|
De Sint-Janstak of -krans, een notetak, versierd met groen en bloemen die boven de voordeur wordt gehangen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23429 |
sint-jozefaltaar |
sint-jozefaltaar:
st jozefaltaar (L192a Siebengewald)
|
Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|