31219 |
draadsnijolie, boorolie |
raapolie:
rāp˱ōli (L192a Siebengewald)
|
De olie die bij het draadsnijden, draad tappen en boren gebruikt wordt om te koelen en te smeren. Volgens de invuller uit Q 5 werd deze olie normaal met water aangelengd en hij werd daarom dan ook wel oplosolie genoemd. Smout was volgens de invuller uit P 219 vuile olie (vǝl ǫwlǝ) die moest verhinderen dat de moeren heet liepen, waarschijnlijk bij het snijden en tappen van draad. [N 33, 307]
II-11
|
23865 |
draagriem van het kerkvaandel |
riem:
rieëm (L192a Siebengewald)
|
De riem waarmee het vaandel gedragen wordt [vanehelp]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
31355 |
draaibank |
draaibank:
drɛjbãŋk (L192a Siebengewald)
|
Werktuig waarmee metaal kan worden bewerkt. Een horizontale draaibank bestaat meestal uit een bed waarop alle overige machine-onderdelen zijn bevestigd, een vaste kop waarop zich het aandrijfmechanisme met drijfplaat of klauwplaat bevindt, een losse kop met center en een verplaatsbare overlangsslede of support waarop de draaibeitel in een beitelhouder kan worden gemonteerd. Zie ook de toelichtingen bij de volgende lemmata. Met de draaibank kunnen onder meer cilindervormige voorwerpen in- en uitwendig worden gedraaid, voorkanten worden afgevlakt, profielen worden gedraaid en men kan er schroefdraad mee snijden. Volgens de invuller uit Q 116 was de draaibank bij een smid niet gebruikelijk. [N 33, 222; monogr.]
II-11
|
31361 |
draaibeitel |
draaibeitel:
drɛjbęjtǝl (L192a Siebengewald)
|
In het algemeen een stalen beitel die wordt gebruikt bij het draaiwerk van metaal. De beitel wordt daarbij meestal in de beitelhouder van de draaibank vastgezet. Al naar gelang van het werk kan de doorsnede van de beitel verschillende vormen hebben. Grothe (pag. 83/84) noemt onder meer vierkante, halfronde en kwartronde beitels. Ook de wijze waarop de punt van de beitel is geslepen is bepalend bij de naamgeving ervan. Zo wordt de punt van profielbeitels overeenkomstig het gewenste profiel geslepen. Beitels voor het aanbrengen van schroefdraad zijn getand uitgevoerd. Zie ook het lemma "draaibank". De profielbeitel werd volgens de invuller uit Q 83 onder meer gebruikt om kamraderen te repareren. [N 33, 120; N 33, 223-225; N 33, 301]
II-11
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
dreiger (L192a Siebengewald)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
hemelsdrager:
himmelsdrèger (L192a Siebengewald)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
vanendrager:
vaonedrèger (L192a Siebengewald)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18877 |
drenzen |
neulen:
nölen (L192a Siebengewald),
zaniken:
zanike (L192a Siebengewald)
|
drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
32024 |
drevel, deuvel |
drevel:
drevel (L192a Siebengewald)
|
Rondhouten pen die met lijm in zuiver passende gaten wordt bevestigd. Zie ook afb. 126. De timmerman gebruikt drevels onder meer bij hoekverbindingen en de wagenmaker om segmenten van velgen van karwielen met elkaar te verbinden. Zie voor dit laatste ook het lemma ɛverbindingspennenɛ in Wld I.13, pag. 18. Govie is volgens het Maastrichts woordenboek (pag. 123) de benaming voor een ø̄houten pen ter verbinding van twee plankenø̄.' [N 54, 38a; A 32, 9; monogr.]
II-12
|
31387 |
driekantige vijl |
zagenvijl:
[zagenvijl] (L192a Siebengewald)
|
Stalen vijl waarvan het blad driehoekig van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vijl wordt onder meer gebruikt bij het bewerken van hoeken, het ruimen van gaten en het scherpen van zaagtanden. Verschillende informanten gaven dan ook als antwoord op de vraag naar de "driekantige vijl" een variant van het woordtype zaagvijl/zagenvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "zaagvijl". Zie ook afb. 104. [N 33, 97; N 33, 103; N 64, 53b]
II-11
|