27539 |
geit |
geit:
gęi̯t (L192a Siebengewald),
sik:
sek (L192a Siebengewald)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
33401 |
geitestal |
geitestal:
gęi̯te[stal] (L192a Siebengewald)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
23537 |
geknield zitten |
op de knien zitten:
op de kneije zitte (L192a Siebengewald)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24483 |
geknotte wilg |
knotwilg:
knotwilg(e) (L192a Siebengewald)
|
de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
21274 |
geld |
geld:
gɛlt (L192a Siebengewald),
xɛ:lt (L192a Siebengewald)
|
geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
33264 |
gele lupine |
filipinen:
filǝ`pinǝ (L192a Siebengewald),
lupinen:
ly`pinǝ (L192a Siebengewald)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
23501 |
gelezen mis |
leesmis:
lēͅsmeͅs (L192a Siebengewald)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23949 |
gelofte |
gelofte:
gelöfte (L192a Siebengewald)
|
Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23880 |
geloftegeschenk |
geloftegift:
geloftegift (L192a Siebengewald)
|
Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23710 |
geloofd zij jezus christus |
christelijke groet:
den christelijke groet (L192a Siebengewald)
|
De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|