32615 |
giertonschraag |
bok:
bok (L192a Siebengewald)
|
Een gierton die (nog) niet van vaste "voeten" was voorzien, werd in een soort schraag op de karbodem vastgezet. De schraag bestond uit twee in het midden uitgeholde balken, die soms met twee planken of balkjes onderling verbonden waren. De ton werd in de uitholling van de beide balken gelegd. Vaak spande men nog een ketting over de ton heen. [N 11A, 56b; N 11, 28 add.]
I-1
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glad (L192a Siebengewald)
|
glad [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
23380 |
glas-in-loodraam |
glas-in-lood:
glas ien lood (L192a Siebengewald)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
gloria (L192a Siebengewald)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18956 |
gluiperig |
gluiperig:
gluuperig (L192a Siebengewald),
stiekem:
stiekem (L192a Siebengewald)
|
gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
23922 |
god de vader |
god de vader:
god de vader (L192a Siebengewald)
|
God de Vader. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23890 |
godsdienstonderricht op zondag |
catechismusleer:
kategessemesleer (L192a Siebengewald)
|
Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
godslaamp (L192a Siebengewald)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23961 |
godslasteren |
godslasteren:
godslaastere (L192a Siebengewald)
|
Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23960 |
godslastering |
godslastering:
godslaastering (L192a Siebengewald)
|
Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|