17756 |
kleine neus |
kleine neus:
kliene neus (L192a Siebengewald)
|
Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)]
III-1-1
|
20347 |
kleinkinderen |
kindjes:
kientjes (L192a Siebengewald),
kleinkind:
kleinkiender
kleinkiĕnt (L192a Siebengewald)
|
kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20348 |
kleinzoon |
kleinzoon:
oo zwemend naar oe
klènzón (L192a Siebengewald)
|
kleinzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
31414 |
klembeugel van een kolomboormachine |
klem:
klɛm (L192a Siebengewald)
|
Elk van de verstelbare beugels waarmee het werkstuk op de boortafel van een kolomboormachine wordt vastgezet. [N 33, 161]
II-11
|
31329 |
klemhaak, ketelklem |
klemhaak:
klɛmhǭk (L192a Siebengewald)
|
Hoekige of hoefijzervormige beugel met een draadspindel in het ene been waarmee metaalverbindingen kunnen worden vastgehouden of vastgeklemd. De klemhaak wordt onder meer gebruikt bij klink-, boor- en buigwerk. Zie ook afb. 63. [N 33, 273; N 64, 51a]
II-11
|
23215 |
klepel |
klepel:
klepel (L192a Siebengewald)
|
De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23462 |
klepklok |
kleine klok:
klein klok (L192a Siebengewald)
|
Hoe noemt men deze kleinste klok?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23218 |
kleppen |
kleppen:
kleppe (L192a Siebengewald)
|
Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (L192a Siebengewald)
|
kleur [DC 42B (1967)]
III-4-4
|
31498 |
klinkhamer |
klinkhamer:
kleŋkhāmǝr (L192a Siebengewald)
|
Hamer voor klinkwerkzaamheden. Volgens verschillende zegslieden wordt als klinkhamer vaak een bankhamer gebruikt. Dit type hamer heeft een kop van staal en een houten handvat. Het gewicht ligt rond de 1,3 kg. De pen aan de kop van de hamer wordt gebruikt om de klinknagelkop te vormen, de vlakke baan voor het slaan op de ophaler en dopper. Zie ook afb. 178 en de toelichting bij de lemmata "bankhamer", "ophaler" en "dopper". [N 33, 64; N 64, 39h; N 66, 6h; monogr.]
II-11
|