20950 |
klokhuis |
kroos:
kroos (L192a Siebengewald)
|
Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)]
III-2-3
|
23299 |
klokje op het priesterkoor |
bel:
bel (L192a Siebengewald)
|
Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23450 |
klokkenstoel |
klokkenstoel:
klokkestoel (L192a Siebengewald)
|
De stellage, het toestel waarin de klok hangt [klokkegalg, klokkestoel]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23463 |
klokkentouw |
klokkentouw:
klokketouw (L192a Siebengewald)
|
Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
klomp (L192a Siebengewald),
klompen (L192a Siebengewald)
|
Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
31204 |
klopboor, muurboor |
klopboor:
klǫp˱bǭr (L192a Siebengewald),
muurboor:
mȳrbǭr (L192a Siebengewald)
|
Stalen boorijzer dat dient voor het boren van gaten in steen. De klopboor wordt tijdens het slaan met de hamer steeds een weinig gedraaid. Voor zachtere steen is deze boor hol; op deze wijze kan het boormeel worden opgenomen. De woordtypen houwpijp (Q 108), slagpijp (L 299) en pijp (Q 111) verwijzen waarschijnlijk naar dit type boor. Voor harde steensoorten wordt een massieve stang gebruikt die voorzien is van een speciaal bewerkt uiteinde. Volgens Zwiers II (pag. 404) wordt de gewone ɛklopboorɛ ook gebruikt voor het boren van gaten in baksteenmuren; hij wordt dan gewoonlijk ɛmuurboorɛ genoemd.' [N 33, 137; N 33, 164]
II-11
|
23223 |
kluizenaar |
kluizenaar:
kluzenaer (L192a Siebengewald)
|
Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24095 |
kluizenaarswoning |
kluis:
kluus (L192a Siebengewald)
|
De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24186 |
kneu |
heimourik:
hei-mau-rìk (L192a Siebengewald)
|
Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
17677 |
knie |
knie:
knɛi (L192a Siebengewald)
|
knie [RND]
III-1-1
|