21273 |
meester |
meester:
mistər (L192a Siebengewald)
|
(school)meester [RND]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
meid:
mɛi̯t (L192a Siebengewald)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24331 |
meikever |
meikever:
meiokèver (L192a Siebengewald)
|
meikever, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
21699 |
meineed |
valse eed:
vaalse eed (L192a Siebengewald)
|
een valse eed, meineed [N 96D (1989)]
III-3-1
|
20309 |
meisje |
deern:
dèr (L192a Siebengewald),
deerne:
cf. WNT s.v. "deern - deerne
dènne (L192a Siebengewald)
|
meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
deern:
dèr (L192a Siebengewald),
meid:
mien meid
meit (L192a Siebengewald)
|
Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
deern:
dèr (L192a Siebengewald),
liefste:
mien -
liefste (L192a Siebengewald)
|
Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
34237 |
melk |
melk:
męlk (L192a Siebengewald),
męlǝk (L192a Siebengewald)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləgbu.r (L192a Siebengewald)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoeltje:
mɛlkstyltjǝ (L192a Siebengewald)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|